In het beginstadium van een schaakpartij - in de opening - staan de spelers bijna onuitputtelijk veel varianten ter beschikking. De manier van de opmars van de beide tegenovergestelde legers wordt in talrijke werken over openingstheorie geanalyseerd. Het in deze boeken verzamelde veelvoud aan openingsvarianten is echter vaak ook voor de reeds gevorderde schaker overbelastend.
Jénos Flesch, de ervaren grootmeester, toont aan dat schaakopeningen ook met minder moeite en onderhoudender kunnen worden aangeleerd dan langs de gebruikelijke weg van het „erin stampen”. Zijn methode verlegt het zwaartepunt van kwantiteit naar kwaliteit. Het onderhavige boek, dat op de nieuwe methode van de auteur berust, maakt de lezer vertrouwd met het complex van de modernste doeltreffende verdedigingen, de zogenaamde „halfopen verdedigingen”, op een manier dat gemakkelijk te overzien en te leren is. Daarbij heeft de auteur zich beperkt tot de meest actuele en bestendige systemen en helpt aldus zowel de beginner ais de gevorderde aan een groter openingsrepertoire. Uitgelegd worden de basisprincipes, de strategische en tactische essenties van de Siciliaanse, Franse, Caro-kann-, Aljechin-, Scandinavische en Pirc verdediging. De ervaren grootmeester roept voor het spel dienstige vragen op - en geeft ook de antwoorden.
Jénos Flesch (1933-1983) was bij zijn leven de populairste Hongaarse schaakauteur. In 1960 vestigde hij in Boedapest het wereldrecord blindsimultaan (52 borden). In 1963 werd hij internationaal meester, in 1980 internationaal grootmeester.
Hij werd ook buiten Hongarije bekend als auteur van talrijke voortreffelijke leerboeken.