Het ’fliegendes Stachelschwein’ was de bijnaam die de Duitse Luftwaffe gaf aan de Britse Sunderland; Engelands grootste transportvliegtuig, uitgerust met zwaar boordgeschut en in staat op het water te landen en vanuit het water op te stijgen.
Vier SS’ers, voormalige beulen van het concentratiekamp Dachau, besluiten, zodra de Duitse nederlaag onafwendbaar blijkt, er vandoor te gaan via een zorgvuldig voorbereide vluchtroute.
Zij bereiken zonder kleerscheuren Tripoli waar zij een gigantische schat aan goud en diamanten opgraven en proberen met hun bezit het veilige Zuid-Amerika, het nieuwe vaderland voor oorlogsmisdadigers, te bereiken.
Om hun tonnen wegende fortuin veilig te stellen zijn zij gedwongen de hulp in te roepen van luitenant Pascoe, een van de sterpiloten van de RAF tijdens de oorlog, die nu zijn dagen in ledigheid slijt. Hebzucht en de uitzichtloze toekomst van gevechtsvliegers in vredestijd bewegen Pascoe en twee van zijn collega's ertoe de oud-Nazi’s te helpen.
Er is echter één man die van hun snode plannen op de hoogte is. O'Keefe, ingelijfd bij de Britse inlichtingendienst om oorlogsmisdadigers op te sporen en voormalig Spitfire-piloot, opent samen met een Amerikaanse collega de jacht op de SS'ers en vermomt zich zelfs als Nazi om van dezelfde vluchtroute gebruik te kunnen maken. Verbeten volgt hij het spoor. Dan blijkt dat de Duitsers samen met de RAF-piloten een Sunderland hebben gestolen. Tot zijn grote ontsteltenis hoort O’Keefe dat het vliegtuig waarop hij jacht maakt wordt bestuurd door Pascoe, zijn bloedeigen halfbroer.
Meedogenloos zet hij de achtervolging in, beseffend dat in zijn laatste luchtgevecht zijn halfbroer zijn vijand is en dat er maar één van hen levend uit de strijd te voorschijn zal komen.