VOORWOORD BIJ DE EERSTE DRUK

D IT BOEK is bestemd voor al diegenen, die de behoefte gevoelen zich eens te oriënteren op een onbekend en fascinerend terrein. Het wil de nieuweling de stand van zaken tonen, zonder hem door te veel details in de war te brengen ; het hoopt hem de overvloed van namen, perioden en stijlen, waarvan de bladzijden van
grootser opgezette werken vol staan, in een begrijpelijke orde voor ogen te stellen, en hem zodoende in staat te stellen boeken te raadplegen, die meer op bijzonderheden ingaan. Toen ik dit boek opzette en schreef, dacht ik in de allereerste plaats aan lezers tussen de tien en twintig jaar die juist zelf de wereld van de kunst hadden ontdekt. Maar ik heb nooit kunnen inzien waarom boeken voor de jeugd anders moesten zijn dan die voor volwassenen, behalve dat wie voor de jeugd schrijft rekening moet houden met een zeer veeleisende klasse van critici, critici die heel gauw ieder spoor van aanmatigende vaktaal of van onecht gevoel ontdekken en kwalijk nemen. Ik weet bij ondervinding, dat dit de gebreken zijn, die de mensen voor de rest van hun leven wantrouwend doen staan tegenover ieder geschrift over kunst. Ik heb er oprecht naar gestreefd deze klippen te vermijden en eenvoudige taal te gebruiken zelfs met het risico van vluchtig of niet vakkundig te schijnen. Moeilijkheden op het gebied van het denken daarentegen, heb ik niet getracht te
vermijden. Ik hoop dat geen mijner lezers mijn besluit, om het te stellen met een minimum van de conventionele termen van de kunsthistoricus, zal toeschrijven aan enig verlangen van mijn kant om „,tot hem af te dalen". Want zijn het niet eerder diegenen die de ,,wetenschappelijke" taal misbruiken, niet om de lezer in te lichten, maar om hem te imponeren, die ,,tot ons afdalen" vanuit de wolken? ...