Jetsun ('eerbaar') Pema ('lotus') werd geboren in 1940 en is de jongste zuster van de dalai lama - geestelijk en wereldlijk hoofd der boeddhisten in Tibet door wie de boeddha zijn verlossingswerk voortzet. Jetsun Pema beschrijft in dit boek de tragische geschiedenis van het Tibetaanse volk vanaf 1940 tot 1995, aan de hand van lotgevallen van haar eigen familie, waarin nog twee andere reïncarnaties plaatsvonden. Met haar verhaal biedt zij een bijzondere kijk op het eeuwige Tibet met zijn tradities, boeddhisme en de voorouderlijke wijsheid van de dalai lama's. Zij getuigt van de tragedie die haar land treft sinds de invasie van China in 1949, en de essentiële rol die zij vervult bij het werk met vluchtelingen, die voortdurend bezig zijn de hergeboorte van een vrij Tibet voor te bereiden. Vanaf 1964 wijdt Jetsun Pema haar leven aan de gevluchte kinderen, aan hun opvoeding en aan een stichting waarvan zij voorzitter is.
Jetsun Pema heeft aan de Nederlander Gilles Van Grasdorff haar verhaal toevertrouwd, de tumultueuze weg die zij heeft afgelegd en die haar uiteindelijk de titel van Moeder van Tibet bezorgde, een buitengewone onderscheiding die haar werd verleend door de leden van de regering van het Tibetaanse volk. In Tibet, mijn liefde biedt Jetsun Pema een les in moed, een ware hymne aan de liefde; zij legt uit hoe de 'juwelen' van een duizendjarige traditie dagelijks worden omgevormd tot het zaad van de toekomst.