Eén blad, 31 x 21 cm. Geschept papier met als watermerk het stadswapen van Amsterdam. 22 regels tekst (geschreven door een klerk) met handtekeningen van financiële hoogwaardigheidsbekleders en marginalia. Aan de rechterrand wat stoffig en versleten. De Jonge van Ellemeet (1646-1721) 'bekent' te hebben ontvangen van Jeuda Senior Henriques de somme van 'Een Duyent [sic] ponden tot veertig groote vlaems 't pondt gelicht op Interest tegens den pening vijf en twintig in 't Jaer', met de datering 22 april 1706 en de handtekening van De Jonge van Ellemeet. Daaronder goedkeuring van deze obligatie door functionarissen van de Raad van State: thesaurier-generaal Jacob Hop, Johan van den Bergh (Leids gedeputeerde in de Raad van State) en Simon van Slingerlandt (secretaris van de Raad van State), de Friese gedeputeerde Abraham van Schuurman en Alexander van Dedem (Gelders gecommiteerde in de Raad van State), met de datum 'Schravenhage den 3 Junij 1706'. De Jonge van Ellemeet was (mede dankzij de lucratieve functie van 'Ontvanger-Generael der Vereenighde Nederlanden') een internationaal bekende magnaat met bezittingen in Zeeland en in Holland, onder andere Duinrell, Ottoburch (nu Rijswijks Museum-Tollenshuis), een huis aan de Lange Vijverberg en een aan het Lange Voorhout. We hebben ook een vrijwel gelijke obligatie, met dezelfde personen en dezelfde data, voor 2000 ponden. Deze ponden zijn een rekenmunt, waarvan de waarde gelijk was aan de Hollandse zilveren gulden.